Donderdagmiddag. Het plan is om naar Westenschouwen te fietsen. Wat ik al rook en op m’n huid voelde toen ik door Brouwershaven fietste, die vertrouwde combinatie van zoute lucht, zand, ruimte om je heen… Ik moet naar de zee. De zee, de duinen, ze kalmeren me. M’n moeder haalde ons tussen de middag soms op van school. Dan fietsten we naar het einde van het dorp om te zwemmen en lunchen aan het Grevelingenmeer. Een boterham, een badpak, spelen in het water, zand dat knarst tussen je tanden terwijl de zoute lucht zich bij je hap brood voegt. En weer terug naar school.

Eerder deze week had ik het idee om aan mensen de weg naar de zee te vragen en dit te documenteren. Het was een beetje ironisch, je bent hier immers omgeven door water, dus elke kant op brengt je uiteindelijk naar zee. De verschillende handbewegingen vastleggen. Een soundtrack creëren van aaneengestrengelde instructies, een gesproken bewegwijzering. Uitgeschreven zou het waarschijnlijk een dadaïstisch gedicht opleveren. Misschien geïllustreerd door wat gekrabbel op papier, zoals This Way Brouwn, van de kunstenaar Stanley Brouwn, die in de jaren ’60 in Amsterdam woonde. Hij was nieuw in de stad en vroeg de weg aan mensen. Vroeg meerdere mensen dezelfde weg en liet ze dit uittekenen op papier. Verschillende mensen tekenden een andere route naar dezelfde plek, of dezelfde route maar met andere markeringen of punten om op te letten. Just like we all walk to the beat of our own drum, we navigate according to our own inner compass and logic.

Bij een eerder project, North and a Little Bit East, een documentaire over leegstaande schoolgebouwen in het midden van Canada, vroeg ik een oude man hoe hij vroeger ’s ochtends naar school liep. Hij had ons meegenomen naar het schooltje waar hij les had gehad. Eén klaslokaal, één docent, zo’n twintig leerlingen van alle leerjaren die in een straal van 5km woonden. Het scholenplan was door de overheid bedacht om alle immigrantenkinderen toegang tot onderwijs te bieden. Als paddestoelen waren ze op een kaart gestrooid. Grofweg elke 5km een school. We stonden buiten in het gras, midden tussen de graanvelden. En daar kwam het. Het was maar een kort moment, maar het was een prachtige scene. Met zijn arm in de verte wijzend legde hij uit langs welk graanveld van welke boer hij zich ’s ochtends vroeg een weg naar school baande. Soms met andere kinderen, soms alleen. Ruim 50 jaar later hebben de gebouwtjes geen functie meer. De kinderen van toen hebben volwassen, hoger opgeleide kinderen en die kinderen trekken de streek uit. Weg van de landbouw, weg van de olie-industrie, op zoek naar werk in de grote steden. Een paar schooltjes zijn ingericht als museum, andere doen dienst als schuur of kleine woning. De rest staat er vervallen bij. Het educatieplan bracht vooruitgang, zorgde ervoor dat de kinderen van de boeren werden geschoold en opgeleid, en zorgt er nu voor dat de streek langzaam zijn functie verliest.

Als ik echter donderdagochtend wakker wordt, voelt het raar om mensen de weg te gaan vragen. Ik ben hier niet nieuw. Ik heb hier jaren niet gewoond, maar ik weet hoe ik bij de zee moet komen. Het lijkt een vreemde onderneming, het voelt fake. Dus ik kijk op de kaart, memoriseer weer wat richtingen en plaastnamen en spring op de fiets. Ik weet nog niet wat ik ga doen, maar het zal wel komen.

SAMSUNG

SAMSUNG

Via Serooskerke voert de weg naar Westenschouwen. Overal worden suikerbieten geoogst. Als bergen liggen ze voor schuren en huizen. Een natuurlijke haag, een geluidswal. Zou je erop kunnen klimmen? Ik weet niet meer of ik het ooit geprobeerd heb. De paden tussen de akkers liggen vol met modder, omgeven door de kenmerkende gekarteerde groeven van de tractorbanden aan de zijkant van de weg. De verkeersborden met ‘modder’ en ‘slipgevaar’ doen me glimlachen. Dat zal toch wel meevallen? Maar later op de middag glijd ik toch een paar keer bijna weg. Met m’n rode fiets, bordeauxrode legging, bruine shorts en fuchsiaroze jas ben ik een kleurige verschijning tussen de bruine akkers, onder de grijze lucht. Ik heb m’n spatbord thuis laten liggen, dus m’n bruine korte broek heeft inmiddels een streep van kleine moddervlekjes op het achtervlak.

SAMSUNG

SAMSUNG

Een reeks schelpenpaadjes (prachtig knarsend geluid onder m’n banden) brengt me naar de Plompetoren. Als een plomp figuur kijkt het met vele ogen uit over de wijde omgeving.

SAMSUNG

De toren is het laatste overblijfsel van het “dorp Koudekerke dat eind 16de eeuw in de golven verdween.” Tussen de Zeeuwse eilanden liggen overal verdronken dorpen, zijn dijken keer op keer doorbroken. De zee geeft en de zee neemt.

SAMSUNG

Bij het strand van Westenschouwen staat zonder veel toelichting vermeld dat een zeemeerman het dorp vervloekt heeft. Maar ik weet wat er echt gebeurd is. De golven en de wind hadden de vissers jaren over zee gejaagd en ze met volle schepen terug naar huis gebracht. Westenschouwen groeide, de mensen waren rijk, maar werden ook een beetje pocherig, trots, zelfingenomen. Op een dag werd er een wonderlijke vangst gedaan. In de opgehaalde netten bevond zich een spartelende zeemeermin. Onder luid gejoel van de vissers probeerde ze zich met haar blanke armen en beschubde onderlijf los te maken uit de sterke netten. Het was tevergeefs. De vissers maakten haar belachelijk om haar uiterlijk, haar groene haren, en hielpen haar niet. Toen riep de zeemeermin iets naar de zee en een zeemeerman kwam met snelle slagen dichterbij. “Geef mij mijn vrouw terug, jullie hebben niets aan haar. Buiten het water kan ze immers niet in leven blijven. Binnen het uur zal ze moeten sterven. Laat haar gaan!”

Maar ook dit was tevergeefs. De mannen van Westenschouwen schaterden het uit en stevenden de haven in met hun buit. Razend en suisend bulderde de zeemeerman over het water, omgeven door donkere, duistere wolken.

Westenschouwen, Westenschouwen,

het zal je berouwen,

dat je genomen hebt mijn vrouwe!

Westenschouwen, daarom zul je vergaan,

alleen je toren zal blijven staan!

Maar als je me teruggeeft mijn vrouwe,

zal ik wallen random ’t stadje bouwen.

Even was het stil op de kade. Maar al gauw barstten de vissers en omstanders uit in spot en gelach. Het heeft ze berouwd. Al snel verzandde de haven, geen schip kon er meer in. De rijkdom vervloog. Het zand drong de huizen binnen, daken stortten in, huizen vielen om, de mensen vluchtten naar elders. Alleen de toren bleef staan. (Uit: De Mooiste Zeeuwse Mythen en Sagen, Uitgeverij Verba, 2001)

SAMSUNGWestenschouwen strand

Ik til m’n fiets op m’n schouder en loop over het duin naar het strand. Aan de ene kant zie ik in de verte zacht glooiend land, de duinen van het volgende eiland. Aan de andere kant, niets dan zee. Hier en daar een kleine boot. Onder mijn voeten verandert de samenstelling van het zand. Van mul naar vast, van droog naar nat. Waar m’n banden eigenlijk te breed waren voor de afstand van huis naar hier, zijn ze nu te smal om grip te hebben op het verschuivende terrein onder me. Toch probeer ik erop te fietsen en leer ik algauw herkennen wat ik wel of niet aankan. Alleen is de kust continu onderbroken door een dubbele rij palen waar ik omheen moet lopen of me met fiets en al tussendoor moet friemelen. Vanuit het oogpunt van natuurbehoud en kustverdediging snap ik waarom ze er zijn, maar ze maken een fietstocht minder leuk.

SAMSUNGBrede banden

DuinBebossing op de duinen

Na een aantal keer afstappen en weer verdergaan klim ik het duin over. Een beetje voorzichtig en wankelend naar boven, onstuimig en dartelend naar beneden, mijn voeten diep wegzakkend. Daarachter bevindt zich een klein gebiedje van wandel- en fietspaden. Na wat ploeteren en afdalen kom ik langs een aantal inspirerende teksten. Op de tegels van het pad zijn de namen van de bomen en struiken aangegeven. Het is bijna ludiek, een dikke witte pijl, met daaronder in kapitalen slechts één woord. In andere gebieden zou een elegant bordje op een stokje staan, iets gekanteld zodat de voorbijganger zijn hoofd en lichaam bijna niet hoeft te buigen om de Latijnse (in schuinschrift, stel ik me voor) en de Nederlandse naam te lezen. Maar niet hier. Eenvoud. Duidelijkheid. Kan ik hier iets mee? Iets aan toevoegen? Wat voor woorden? Zouden ze zinnen vormen? Verwijzen naar denkbeeldige figuren uit de legendes waarover ik gelezen heb? Ik weet het nog niet, maar het is een mooi aanknopingspunt voor wanneer ik over een week terugkom.

SAMSUNGSAMSUNG

De volgende dag, vrijdag, fiets ik van Zonnemaire via Zierikzee naar de trein in Goes. De Zeelandbrug over. Harde tegenwind, recht van voren. Af en toe staar ik naar de schuimkoppen naast me. Als je blik zich snel beweegt, niet focust, kun je je hier en daar inbeelden meer te zien. Een zeemeerman? En dan bekruipt me een rare gedachte. Zeemeermannen kunnen niet bestaan. Met hun menselijke bovenlijf. Dit water is toch veel te koud om in te wonen? Ook al zouden ze vissenlongen hebben en een vissenbloedsomloop en een vissenlichaamstemperatuur. Brrrrr. Wie weet.