Dag twee. We splitsen op en verkennen, bewapend met topografische kaart en fotocamera’s, de verschillende onderdelen van het Zeeuwse landschap. Drie van ons richten zich op Oost-Zeeuws-Vlaanderen; het agrarische landschap rondom Zandberg, Graauw en Paal. De ideeën voor onze ‘sublieme landschappelijke ingreep’ beginnen langzaam vorm te krijgen. We nemen de romantiek van de kreken, de stoerheid van het buitendijkse gebied, de hardheid van het basalt in ons op. En merken dat je, als je eenmaal dieper in het gebied duikt, snel het verschil tussen de structuren gaat herkennen. Bijzonder is bijvoorbeeld hoe de oude dijken kleinschalige ruimtes maken in het eindeloos lijkende polderlandschap. Kunnen zij een drager worden voor een nieuwe, fijnmazige ecologische structuur?
Een ander ontwerpidee dat de komende weken uitgewerkt gaat worden is het maken van een ‘pensionarislandschap’. Als reactie op de toekomstige vergrijzing, en als alternatief voor de reeds aanwezige kustrecreatie, kan het Zeeuwse binnenland verrijkt worden met een recreatieve structuur (gekoppeld aan de EHS) die zich exclusief richt op ouderen.
Ook de potenties van de kustzone ontgaan ons niet, net als de verzilting en de kansen voor nieuwe landbouw. Wat gebeurt er als de Braakman wordt opengegooid, en de kreek weer onderdeel wordt van het getijdenlandschap van de Schelde? Kan de kanaalzone een drager worden voor nieuwe activiteiten, gekoppeld aan het Zeeuwse productielandschap? Kan natuurcompensatie zo worden ontworpen dat deze niet complementair – en dus lijnrecht tegenover – de industrie staat, maar juist een spectaculaire synergie aangaat met de fabrieksterreinen, silo’s en havenbekkens?
Voor al deze voorstellen is het productielandschap het décor – en de drager. Hoe verschillend onze voorstellen ook zijn – zeven mensen, zeven ideeën – we zijn het erover eens dat het zaak is de gebieden te ontsluiten voor zowel de locale bevolking als de bezoekers van Zeeuws-Vlaanderen. Er ligt een nog onontgonnen mogelijkheid het karakter van de regio te onderstrepen en beleefbaar te maken. Onbekend maakt onbemind. Zeeuws-Vlaanderen kan echter laten zien dat natuur en industrie, landbouw en verzilting, wonen en recreëren, naast elkaar kunnen bestaan; als uitersten die elkaar verrijken.