Zijn ogen staren wezenloos naar de overkant. Het zicht op grijs, blik en tralies. Het hoofd met de kin op straat, ogen recht vooruit, de armen strak langs het lijf, de benen gestrekt naar achteren: planking in optima forma. Net achter de glazige ogen schemert spontaan licht. Verderop in zijn lange lijf is het leeg, donker. Het lichaam ingesloten door stenen en beton. Weinig lucht, weinig licht, weinig perspectief. Hij kan geen kant op. ‘Open maken’ zegt de verantwoordelijke chef in kwestie. ‘Achterin de ruimte open breken en dan trekken we hem zo aan zijn voeten naar buiten. Mooie doorkijk met frisse lucht, dat lijkt mij voor iedereen beter.’ ‘Dank u wel’, zegt de man. ‘Zo kan ik mij weer vrij bewegen’. ‘Uw naam?’, bromt de chef. Een collega is hem voor; ‘dat zie je toch wel? Dat is Mol 9!’
Geluid van meeuwen
havenzangers zonder hit
mag ik één friet met?