vergezichten vergezichten vergezichtenDe vierde dag. Er is een haan in het dorp, zoals het een goed dorp betaamd. En grind, ik hoor er iemand over lopen. Het is kwart over zeven, de zon breekt door. De haan hoorde ik nog niet eerder, ik vraag mij nu af of het komt doordat het geluid mij vertrouwd is of doordat ik de andere dagen later ben opgestaan.

De voorbije dagen het dorp verkent, enkele mensen gesproken en het bolderkarretje vertimmert. Voorbereidingen voor de dagen die komen. Wanneer ik in een kennismaking met buurtbewoners de oorzaak van mijn verblijf in Zonnemaire verklaar en het droombeeld “Dorpsranderij” beschrijf, komt niet zelden de herkenning: “Dat hebben we hier wel in Zonnemaire, er zijn hier verschillende tuinen en volkstuinen, ook is er recreatieaanbod”. En inderdaad, dat is er allemaal al. Dus is er dan sprake van een probleem? Nee, er is geen probleem, het is hier allemaal best goed. Zelfs heel mooi zo hebben ook mijn voorgangers gezien en ons ook laten zien.

Het moet nu een jaar of tien geleden zijn, wat zeg ik, twaalf. Dat ik in St Lucia was, een eiland in de Caribische zee. Daar toegekomen na een zeiltocht die ongeveer een maand geduurd had. Ik herinner mij nog goed dat ik daar op een vrijdag (hun zondag) de straten van het dorpje verkende, Marigot aan de Marigot Bay. Er waren eenvoudige houten huisjes met golfplaten daken verscholen achter hagen. En er waren mango bomen. Ik liep daar tot er iemand riep: “Hey friend, come”.

Er waren twee mannen, zwarte mannen met baarden die zo ongeveer tot op de grond gereikt moeten hebben, zij hadden die tot een knot onder hun kin gebonden. Dit waren zo ongeveer de gezondste mensen die ik tot dan toe gezien had. Tenminste zo kwamen zij op mij over. Heel gespierd en glimmend. Zij rookten een jointje en of ik er ook eentje wilde. Dat had ik als plattelandsjongen tot die dag nog nooit gedaan. En tot mijn stomme verbazing waren zij bezig met de Bijbel. Ambassader zat in de deuropening en zijn neef Nelson zat in een kuiltje in het gras dat daar uitgesleten was. Er was nog zo’n kuiltje uitgesleten en dat is waar ik kon gaan zitten. Bob Marley kende ik natuurlijk maar dat Rastafari een religie is dat wist ik niet.

Even later, veel wijzer over hun Bijbel interpretaties en nadat ik ook wat meer over mijn achtergrond had verteld nam Ambassader mij mee naar zijn tuin. In het voorbijgaan van zijn keuken nam hij twee ananasplanten mee, hij had ze zelf gekweekt door het afgesneden loof een tijdje op water te zetten, er groeien dan vanzelf weer worteltjes aan.

Het was een weelderige tuin waar alles door elkaar groeide. Kijk zei Ambassader, een koffieplant, en kijk een pruim en kijk een kastanje. Het was geen kastanje en het was geen pruim, maar het waren planten die er wel een beetje op leken en hadden wellicht in het koloniaal verleden onze namen gekregen. Ambassader nam een schopje en stak behendig in de zode van het gras waarna hij er een ananasplant in plantte. En zo plantte hij ook de volgende ananasplant.

Het gemak waarmee hij dit deed, het was een tuin die er uit zag als een bonte verzameling van eetbare planten die mengde met de in het wild voorkomende planten. Ik was gewend aan groenten in rijtjes en aan keurig geharkt. Daar was hier geen sprake van. Alles door elkaar met een ogenschijnlijke willekeur en alles in een overvloed. Het was een wild veld, hij deed daar ingrepen in en dat diende hem tot spijzen. Hij leefde in een soort luilekkerland. Hij had genoeg te eten voor zichzelf en zijn familie, en hij kon de tijd spenderen in wat voor hém belangrijk was namelijk goed eten, filosoferen over wat de Bijbel allemaal te zeggen had en vooral genieten van zijn tuin. ‘Meditation for the nation’.

Die ervaring heeft mijn wereld op z’n kop gezet en achtervolgd mij sindsdien nog steeds. Nu weet ik dat de tuin van Ambassader een voorbeeld is van een ‘systeem’ waar alles met elkaar samenwerkt. Alles wat leeft het ‘systeem als geheel’  ondersteunt. Dat er zo weinig ziektes zijn en wanneer de condities goed zijn dit systeem steeds meer gaat produceren. Gewoon op zonne-energie.

Ondertussen ben ik op grootmeesters gebotst. Grootmeesters in ‘teaming with life’ zoals Sepp Holzer, Martin Crawford en Joel Salatin. Hun praktijk heeft mij veel geleerd. Het zijn mensen die natuur voor hun laten werken in plaats van zelf tegen de natuur in te werken. Miljoenen wezentjes werken allemaal mee in hun bedrijfsvoering en dat gebeurt allemaal gratis. En het mooie is, hun bedrijf en hun omgeving wordt er steeds ‘rijker’ door, steeds vitaler, steeds diverser en veerkrachtiger. Er wordt voortdurend ‘waarde’ opgebouwd. Waarde in termen van vitaliteit, synergie, biomassa, biodiversiteit en humus. Deze ondernemers creëren gunstige condities voor natuurlijke principes en de natuurlijke principes creëren gunstige condities voor hen én voor hun omgeving. Alles wat leeft werkt. Kunnen wij het leven dan ook voor ons laten werken?

Nu neergestreken in Zonnemaire, stel ik deze vraag. Om te onderzoeken of er draagvlak is voor een Dorpsranderij. Een groene rand rond het dorp dat voorziet in recreatieve waarden, in een diversiteit aan voedsel en ook gonst van natuurlijk leven.

Heeft Zonnemaire dan een probleem? Natuurlijk niet. Maar Zonnemaire heeft misschien een kans. Want zouden we door anders naar de omgeving te kijken geleidelijk kunnen toeleven naar een dorp en een landschap met meer diversiteit en belevingswaarden? Waar de groene rand waar er al enkele beginnetjes van zijn meer toegankelijk is en misschien ook meerdere functies tegelijk vervult.  En kunnen we hierin toewerken naar een diverser ondernemersklimaat? Een ondernemersklimaat waarbij een pallet aan kleine ondernemingen ontstaat en waar het geld dat verdiend wordt niet zozeer naar banken en investeerders gaat maar door dorpsmensen wordt verdiend en daarmee ook weer lokaal in het dorp geïnvesteerd wordt..?

Doe je mee? Meldt je dan bij jos@zelaenkompanen.nl  Ik zoek mensen die interesse hebben om mee te gaan in dit toekomstbeeld.