Zeeuws-Vlaanderen. Een doordeweekse vrijdag. Een groep studenten van de Academie van Bouwkunst uit Amsterdam. We laten de drukte van de stad achter ons, file bij Rotterdam. Vanochtend hadden we met alle stedenbouwers en landschapsarchitecten van het tweede jaar een college over snelwegen, knooppunten en de beleving van de weggebruiker. Eenmaal op reis merken we op hoe lelijk Nederland is vanaf de snelweg gezien.

Zeeland is daarop geen uitzondering. Al veranderd het landschap wel zodra je de Westerschelde-tunnel verlaat (vijf euro armer). Hier tref je lange vergezichten aan, eindeloze boomrijen, grauw door het winterse weer. Hier en daar een misplaatst bedrijventerrein.

We komen aan in Sas van Gent, een dorp waar over enkele jaren ruim één op de tien huizen leeg staat. We zullen drie dagen in een huis verblijven op de Alexanderstraat – ons valt de impact van leegstand op. Het veld voor ons huis is een sompig grasveld, waar ooit huizen hebben gestaan. Ze blinken uit door hun afwezigheid; hier hebben ooit mensen gewoond, families verjaardagen gevierd, buren kwamen bij elkaar op de koffie. Dit alles is er niet meer.

De komende twee dagen zullen we het gebied verkennen. Niet zozeer Sas van Gent zelf, maar Zeeuw-Vlaanderen als geheel. Want dat is onze opgave; het maken van een sublieme landschappelijke ingreep, een ‘life-changing landscape experience’. Een deel van de groep heeft het moeilijk met de opgave, maar we hebben besloten in twee shifts het gebied te gaan verkennen. Twee van de vijf gaan naar de kust, de rest richt zich op het binnenland. Wat heeft Zeeuws-Vlaanderen te bieden? Welke kansen liggen er voor de toekomst, welke rol kan het landschap hierin spelen? Een groots geformuleerde opgave, waar we trachten met kleine, intelligente ingrepen een antwoord op te formuleren.