Oostburg, 18 augustus 2011
Na een paar dagen gekampeerd te hebben aan de Noordwal, wordt me eens te meer duidelijk hoe belangrijk sanitair is. Keukens, badkamers, toiletten, wasplaatsen. Ze bepalen voor een groot deel ons gevoel van comfort. Het zijn ook die delen van een woning die dikwijls het meest te lijden hebben onder verval en daardoor wellicht sneller aan vervanging toe zijn dan andere delen van de woning. Niet onbelangrijk om te vermelden is dat de sanitaire ruimten tegelijk zeer intieme ruimten zijn. We bereiden er ons voedsel, dat nog altijd zeer gekoppeld is aan ons lichamelijk bestaan en we geven onszelf letterlijk bloot op de plek waar we ons wassen. Spannende plekken in huis dus. Je raakt er de kern. Essentieel zijn ze. De essentie, waarin duidelijk het begrip ‘essence’ terug te lezen is: geur. Goed wonen wordt zo een kwestie van de juiste reuk. Welke geur snuif ik hier op?
Als we in het door de wederopbouw gedomineerde Oostburg de jaren vijftig spruitjeslucht willen vervangen door iets frissers, dan moeten we misschien wel beginnen met die sanitaire ruimtes onder handen te nemen. Een idee zou kunnen zijn om het sanitair te isoleren van het woon-corpus van een huis. Er een aparte unit van maken. Naar buiten plaatsen, op die achteloze binnenhoven van chaotische achter- en tussenbouwtjes (ipv tuinen) die de zacht roze binnenkant van het Oostburgse bouwblok kenmerkt. In die gebieden kan je ook omhoog. Daar waar het wederopbouw geraamte vastgelegd is op een standaardhoogte van drie lagen, de monumentale uitzonderingen daargelaten, voor de formele straten en pleinen, komt er op de binnenhoven ruimte voor een tomeloze wildgroei van de tweede orde. Hier uit zich het werkelijke leven, zoals nu reeds het geval is. Maar in plaats van klein, rommelig en tweedehands, kan er dan – onder een hernieuwd regime van vrijheid – een totaal nieuwe stad ontstaan. Een stad die bloeit op de achterplaatsen.
Stel je voor dat er een race ontstaat om de grootste, de hoogste sanitaire toren neer te zetten. En de mooiste natuurlijk. Zoals ooit in San Giminiano. De een nog maffer dan de ander. Helemaal van glas als je wat exhibitionistisch aangelegd bent. Strak beton met heel veel kleine gaatjes als je van romantiek in het interieur houdt, of van wulpse opake vormen indien je kunststoffanaat bent. Een luchtig stalen frame geheel gevuld met planten. Maar in ieder geval hoog en slank. Met uitkijkmogelijkheden over het omringende landschap op de top. Met balkons om het gebrek aan tuin te compenseren. Serres tegen de winterkou. Een hot tub of een jacuzzi. Plus natuurlijk al het sanitair dat nodig is voor een ongekend wooncomfort. En een stad die opleeft als de lentebloesem!