Op 1 januari was het dan eindelijk zo ver: van Rotterdam reisde ik via Terneuzen naar Sas van Gent om aan mijn onderzoeksperiode in het HUIS te beginnen. Van alle deelnemers aan het Sasse gedeelte van het project, ben ik hier misschien nog wel het meeste ‘thuis’. Ik groeide op in deze streek rond het kanaal, ik ken de dorpen en het land.

Maar dit ‘thuisgevoel’ dient meteen wat te worden gerelativeerd. Na de middelbare school verhuisde ik naar Den Haag (voor de kunstacademie), daarna naar Eindhoven (om architectuur te studeren) en ten slotte naar Rotterdam, waar ik nu woon en werk. Inmiddels ben ik ook thuis in de steden waar ik na mijn verhuizing woonde. Mag je je geboortestreek nog wel je ‘thuis’ noemen als je ook andere delen van Nederland als je thuis beschouwt?

Ik behoor tot de generatie waarover onderzoeker Evert van  den Berg in zijn afstudeerverslag ‘Braindrain vanuit Zeeuws Vlaanderen?’ schrijft: ik ben  geboren in deze streek, vertrokken voor een studie en daarna niet meer teruggekomen. Net als de meerderheid van de Zeeuws Vlaamse jeugd in van den Bergs onderzoek denk ik niet dat ik (op deze onderzoeksperiode na) binnenkort permanent zal terugkeren. Waarom? In de eerste plaats omdat ik denk hier niet het soort baan te vinden die ik momenteel in Rotterdam heb. Daarnaast wonen al mijn vrienden in de Randstad, verhuizen naar hier zo als een breuk zijn met alle contacten die ik aldaar heb. Ten slotte gebeurt er zo veel meer rond Rotterdam : alle festivals, popconcerten en tentoonstellingen die in midden-Nederland worden gehouden, zijn gemakkelijk bereikbaar. Er is te veel te missen….

Voor mijn generatie is de Randstad een soort dorp. Je kan op een middag gemakkelijk even met de trein naar Utrecht om met een vriend een terrasje te pakken aan het Neude, daarna is het slechts 35 minuten reizen naar Den Haag, waar je bij een familielid wat gaat eten, ten slotte keer je terug in Rotterdam en koop je op het station nog een bosje bloemen voor je vriendin. Zoals mijn moeder vroeger een middagje ‘naar de stad’ ging en op de markt bloemen, verse vis en kaas kocht, vervolgens nog even bij mijn oma langsging en ten slotte weer terugfietste naar huis, zo reis ik op een middag langs drie steden en kom ik misschien wel met hetzelfde thuis.

Dat ik ben verhuisd uit Zeeuws Vlaanderen en ook Rotterdam als mijn thuis beschouw, wil niet zeggen dat ik mijn passie en betrokkenheid voor deze streek ben verloren. Mijn deelname aan dit project, waarbij ik –jawel- een hele maand in Sas van Gent zal verblijven is wellicht tekenend. Ik zou heel graag willen dat Zeeuws Vlaanderen in de komende decennia de economische voorspoed en tegelijk de woonkwaliteit behoudt (of zelfs vergroot) die het had toen ik er opgroeide. Met mijn kennis en kunde die ik elders heb opgedaan hoop ik daar de komende maand toe bij te dragen.

Hoe? -Nog één keer terug naar de analogie van de Randstad met een dorp. Wanneer je de analogie doortrekt is Zeeuws Vlaanderen die verre buitenwijk van het dorp, gescheiden door een sloot die moeilijk over te steken is en verder omringd wordt door het grondgebied van een ander dorp. Wat te doen met de buitenwijk? Poetsen wij haar huizen op? Maken wij haar beter bereikbaar? Zoeken we aansluiting bij het buurdorp? -De komende maand zal ik toewerken naar een aantal mogelijke toekomstscenario’s die zouden kunnen leiden tot verdere ontwikkeling  en het welvaren van het gebied moeten garanderen.

————-

Pepijn Bakker is architect-onderzoeker en probeert tijdens zijn periode in het krot-of-kans huis toekomstscenario’s op te stellen die het toekomstig welvaren van de regio rond het Kanaal van Gent naar Terneuzen zullen waarborgen. De basis van deze scenario’s is een grondige analyse van de landschapsstructuur en een beschrijving van de tendensen die in het gebied spelen. De eerste twee weken gebruikt Pepijn om zo veel mogelijk regionale experts te interviewen, in de laatste twee weken worden de toekomstscenario’s uitgewerkt. Zie ook www.pepijnbakker.nl