Akkerbouw was tot de jaren vijftig van de vorige eeuw een bron van welvaart in Schouwen Duiveland. Dat laat de klederdracht zien op oude foto’s. Ook zijn er, behalve boerderijen en huizen, grote landhuizen te vinden. Huizen en boederijen werden eigenhandig gebouwd volgens een door de traditie welbeproefde vorm en methode. Dankzij de rijkdom konden vestingstadjes als Zierikzee en Brouwershaven en ook de architectuur van de landhuizen tot stand komen.
Op het land werd vlas verbouwd en verwerkt tot linnen. Maar het meest kenmerkend, en door de uitstekende kleigrond uniek in de wijde omtrek, was de Zeeuwse meekrapteelt. In het buurplaatsje Dreischor bevindt zich een museum met uitgebreide documentatie over de meekrapteelt.*1) Meekrap bevat een kostbare kleurstof. De meekrapteelt zorgde sinds de vijftiende eeuw voor een hechte verbinding tussen het land, de economie en de sociaal-maatschappelijke verhoudingen. Coöperatie was een vroeg begrip. Zo’n zestien meekraptelers maakten gezamenlijk gebruik van een meekrapstoof, een fabriek waar de meerkrapwortels werden gedroogd en verpulverd. Met de aanwezigheid van de vele waterwegen was er natuurlijk een levendige handel, ook met Antwerpen.
In het hart van Zonnemaire worden op dit moment, zogenaamd volgens de traditie, plastic huizen gebouwd. En verkocht. Het zijn gloednieuw ingedeelde huizen. Een rijtje identieke huizen. De zwart geribbelde strippen aan de buitengevel glimmen je tegemoet. Het is een dramatische poging fluweeldiep zwart geteerde planken te imiteren. Tegelijkertijd staan in Zonnemaire nogal wat oude huizen te koop. Het comfort van een moderne keuken, sanitair, kier- en tochtloze ramen en deuren, weegt kennelijk voor bewoners zwaarder dan de nostalgie van een oorspronkelijk vrijstaand dijkhuis met gigantische tuin.
Dorpen breiden zich in een groeiperiode naar buiten uit. Daarmee gaat vaak de directe ruimtelijke verbinding van de dorpsstraten met het veld verloren. Laat staan dat vanuit de woningen zelf nog zicht is op het land. Zo begint dan de teloorgang van de ruimtelijke dorpskarakteristieken. Dit fenomeen is, behalve in Zeeland, in de krimpregio’s van Oost-Groningen, Noord-Limburg en de Achterhoek te constateren. Ook in Zonnemaire is aan de dorpskern een wijkje geplakt. Van deze na-oorlogse rijtjeshuizen staat evenwel geen woning te koop. Dat kan komen door het comfortniveau, maar net zo goed aan de prijs van deze woningen liggen. Zeker in crisistijd spelen de maandelijkse woonlasten bij de woningkeuze een rol.
Het ligt voor de hand krimp in de dorpen te verwelkomen. Krimp biedt een kans de ruimtelijke karakteristieken van het dorp te herstellen, de aangeplakte wijken te zijner tijd te slopen, de oude huizen te renoveren en eventuele tekorten aan te vullen met eigentijdse woningen, naar architectonisch ontwerp. Kortom, er is een nieuwe laag aan de geschiedenis van het dorp toe te voegen. Dat is eenvoudiger gedacht dan gedaan. Als je echt goed kijkt zie je dat het fysieke dorp zich in vertraagde modus aanpast aan de activiteiten van de bewoners. Het dorp bestaat voor een groot deel uit mensen die forensen naar de Randstad en België. Daar verwerven ze een inkomen met activiteiten die weinig betekenis hebben voor de sociaal-maatschappelijke en economische cohesie van het dorp. In het dorp wonen staat bovendien gelijk aan afhankelijk zijn van een auto en een koelkast. De boodschappen komen uit de supermarkt, enkele dorpen verderop of van een mobiele groenteboer annex kruidenier, die een keer per week het dorp aandoet. Dezelfde verschijnselen doen zich voor met andere voorzieningen zoals onderwijs en gezondheidszorg. Op zich niets mis met het delen van voorzieningen, maar eigenlijk gaat alles alleen maar goed omdat de fossiele brandstoffen goedkoop zijn. Het is de vraag of al dat gereis en vervoer goedkoper is dan zelf of met elkaar iets produceren op eigen bodem. Je zou zelfs kunnen beweren dat in een forensendorp wonen extreem vervuilend is. Voer voor onderzoek.
Ik ben geen voorstander van het activeren van burgerinitiatieven, een door politici aangemoedigde activiteit in krimpgebieden en in crisistijd. Dat vind ik een zwaktebod. Ik ben echter niet tegen burgerinitiatieven, integendeel. Ik zie burgerinitiatieven als noodsprongen van een bevolking die op geen andere manier poot aan de grond krijgt om het verlangen naar een rechtvaardige en duurzaam toekomstbestendige samenleving gerealiseerd te krijgen. Als iemand het tij kan keren zijn dat niet de individuele bewoners. Individueel gaan ze, en wie kan het ze verwijten, uiteindelijk voor de meest voordelige oplossing, ook al is die funest voor de toekomst van het land. Waarom zou je met de bus reizen, als je met de auto anderhalf uur tijd spaart op een afstand van 30 km? De taak om gemeenschappelijke zaken in banen te leiden is toch echt weggelegd voor bestuurders, integere bestuurders. Integriteit, niet na een test, maar echt.
Aan de horizon verschijnen de lichtpuntjes. Nieuwe vormen van energieproductie en recreatieve activiteiten zijn verbonden aan het water rondom het eiland. Maar ook, in plaats van gedienstig te zijn aan de grootschalige landbouwindustrie – dat eentonige landschappen oplevert – , een bij de grondsoort passende eigen teelt, bijvoorbeeld meekrap, tarwe en producten van zilte bodem zoals zeekraal, aardbeiklaver en zeeaster. In dat unieke van de streekproducten liggen de overlevingskansen. Ook kan ik me in Zonnemaire een bakker voorstellen. Een bakker die gebruik maakt van meel uit de gerestaureerde molen, met graan van eigen veld. Niet terug naar de oude tijd, maar nieuwe economische concepten opzetten die gekoppeld zijn aan sociale cohesie. Dat is optimisme waard. Er is onderzoek nodig om uit te zoeken of het haalbaar is een coöperatieve bakkerij op te zetten met een aantal dorpsbewoners. Het huis aan de I.M. van de Bijlstraat 6 is centraal gelegen. Alle dorpsbewoners passeren het huis, op weg naar de kerk of het dorpshuis. Het zou een uitstekende lokatie zijn voor een bakkerij. Waarom niet?!
*1) In 2001 is in West-Brabant een onderzoek gestart naar de mogelijkheid met moderne technieken opnieuw kleurstof uit meekrap te produceren. Zo’n vijfentwintig boeren nemen deel. Meekrap bevat een warm rode kleurstof in vele schakeringen. Het wordt sinds de vijftiende eeuw gebruikt om textiel te verven. Halverwege de negentiende eeuw werd ontdekt dat uit steenkoolteer een synthetische kleurstof gemaakt kan worden die lijkt op de kleurstoffen uit meekrap. Daarna verdween allengs de meekrapteelt uit Zeeland. De synthetische kleur beslaat slechts een enkele lijn in het kleurenspectrum, terwijl de natuurkleur een hele waaier van spectrumlijnen in beslag neemt. Dat is te zien aan het levendige rood. De enkelvoudige synthetische kleur is weliswaar zuiver, maar ook saai.